Tekst door Edo Dijksterhuis
De wooncrisis is hét onderwerp van de komende verkiezingscampagne. Er is een nijpend tekort aan woningen en de huizen die er zijn, kosten te veel, voldoen niet aan woonwensen of staan op een verkeerde plek. Onder ontwerpers leven echter volop ideeën over hoe het anders kan, met alternatieve bouwmaterialen, nieuwe ontwikkel- en financieringsconstructies, minder regels en meer experiment.
The Place to Be
De ouders van Hester van Dijk en Reinder Bakker zijn eerste generatie Almeerders. Zij kochten een premie A-woning toen de inmiddels achtste stad van Nederland nog uit voornamelijk zand bestond. Ze bouwden hun woning zelf af en zijn eigenlijk hun hele leven blijven klussen.
Goed voorbeeld doet volgen, want Van Dijk en Bakker hebben samen met 25 andere gezinnen twee monumentale hallen op het Hembrugterrein in Zaandam gekocht, die ze eigenhandig verbouwen tot woon-werkruimte. De ervaringen die ze met hun ontwerpbureau Overtreders W hebben opgedaan, komen daarbij goed van pas. “Wij proberen architectuur duurzamer te maken via alternatieve vormen van bouwen en ontwikkelen,” vertelt Bakker. “Als een experiment slaagt, hopen we dat het wordt overgenomen.”
The Place to Be, Overtreders W | Fotografie: Jorn van Eck
Zo laat The Place to Be zien dat biobased bouwen niet duurder hoeft te zijn dan traditionele bouw. Voor het retraitecentrum in de Achterhoek met twee logiesgebouwen en een eetzaal haalden de ontwerpers alle materialen uit een straal van vijf kilometer: hout van een nabijgelegen landgoed, stro van een lokale boer en de fundering was afkomstig van een oude stal. “Door zelf de materialen te verzamelen en in te kopen, konden we de vierkante meterprijs uitzonderlijk laag houden”, vertelt Van Dijk. “Zodra je een aannemer inschakelt, lopen de kosten enorm op. Dat zien wij ook bij onze eigen woning. Een reparatie van het dak waar voor duizend euro materiaal in gaat, kost in totaal 25 duizend euro: arbeidsloon, verzekeringen, een schaftkeet en ga zo maar door.”
Naast de prijsopdrijvende organisatie van de bouwsector zijn het vooral regels en reguleringen die er volgens Bakker voor zorgen dat er veel minder en minder snel wordt gebouwd dan duizenden woningzoekenden zouden willen. “Met tijdelijke architectuur kun je dat deels omzeilen. Tijdelijke bouwwerken zijn een middel om te kunnen werken met experimentele bouwmaterialen en bouwmethodes, als tussenstap in de ontwikkeling naar de ‘echte’ bouwwereld.”
“Als een experiment slaagt, hopen we dat het wordt overgenomen.”
– Overtreders W, Reinder Bakker
Bouwurk, Overtreders W | Fotografie: binnAir
Er zijn dan ook bijzondere dingen mogelijk, zoals Bouwurk in Leeuwarden, een kathedraal die Overtreders W voor één zomer heeft gebouwd als sociale ontmoetingsplek zonder commerciële eigenaar. Van Dijk: “Daarin hebben we glas gebruikt dat is afgekeurd omdat er belletjes in zitten. Van schapenwol, een restproduct, hebben tachtig vrouwen sjaals gebreid die zijn verwerkt in de lambrisering. En Waddenzeeklei is gebruikt om keramische tegels van te maken.”
Bouwurk in Leeuwarden stelt impliciet vragen over de eisen die aan bouwmaterialen worden gesteld. Hoe erg zijn die belletjes in het glas eigenlijk? Is het niet krankzinnig om materiaal om een kleine imperfectie af te keuren? En hoe kun je vanaf het begin al nadenken over het hergebruik van bouwmateriaal? Maar het project, waar in totaal vijfduizend stadsbewoners aan meewerkten, was vooral een pleidooi voor meer zelfredzaamheid en ruimte voor experiment.
“Ontwerpers als Eames, Prouvé en Berlage hadden veel meer vrijheid om eigenzinnige gebouwen neer te zetten. Tegenwoordig is de architect de regie kwijt”, stelt Bakker. En Van Dijk merkt op: “Architecten gebruiken tegenwoordig allemaal BIM-software, die heel handig en noodzakelijk is, maar ook dwingend en weinig uitnodigend voor creativiteit. Wij gebruiken SketchUp om snel te schetsen en dingen uit te proberen.”
Concurreren met de bouwmarkt
Trouw aan hun naam gaan de ontwerpers van Overtreders W graag over de grenzen van verwachtingen heen. “Veel ontwerpers hebben de neiging na te blijven nadenken en niet de stap te zetten naar echt doen”, stelt Bakker en haalt het voorbeeld aan van PrettyPlastic, geveltegels gemaakt van afvalplastic die Overtreders W heeft ontwikkeld samen met Bureau SLA. “Eerst hebben we zelf plastic gebakken, daarna tegels laten maken door een externe partij en inmiddels hebben we een serieus bedrijf dat tienduizenden vierkante meters per jaar produceert. Dat is heel veel plastic dat een nieuw leven krijgt.”
PrettyPlastic, Overtreders W, SLA | Kessello Noma Architecten | Fotografie: Stijn Knapen|
“Toch scoren we wat MPG (MilieuPrestatie Gebouwen) betreft lager dan bakstenen, omdat die standaard geen rekening houdt met gerecycled materiaal. De regelgeving heeft weer een nieuwe werkelijkheid gecreëerd die de belangen van gevestigde partijen beschermt en innovatie dwarsboomt.” |
In de pitstraat van innovatie
Hoe ingewikkeld het is om nieuwe bouwmaterialen op de markt te brengen, weet ook Lindey Cafsia. Na een aantal jaren als engineer ontdekte hij zijn ontwerptalent en besloot hij design te gaan studeren aan de kunstacademie. Daarna ging hij samenwerken met een ontwerpstudio uit India, waar hij begon met het ontwikkelen van bouwmaterialen op basis van koemest. Deze materialen kunnen in sommige toepassingen een duurzaam alternatief vormen voor traditionele bouwstoffen. Eén daarvan is een vervanger voor niet-constructief beton — verantwoordelijk voor maar liefst 7 tot 8 procent van de wereldwijde CO₂-uitstoot. “En aan mest hebben we in Nederland geen gebrek,” stelt Cafsia.
“Om de markt te testen, maakten we eerst verschillende plaatsamples, die we onder de slogan ‘We design with shit’ presenteerden tijdens de Dutch Design Week,” vertelt hij. “De reacties waren positief. Maar daarmee heb je natuurlijk nog geen verhandelbaar product. Voor een snelle ontwikkeling mag je productieproces en de materiaalbewerking niet te veel afwijken van bestaande methodes. Zo’n plaat moet bovendien voldoen aan allerlei testen voor sterkte en duurzaamheid.”
We design with shit, Lindey Cafsia
Al die testen nemen veel tijd in beslag en brengen kosten met zich mee die een startup ondernemer vaak zelf niet volledig kan dragen. Bovendien valt mest buiten belangrijke regelingen als het Van land naar pand-programma omdat het geen gewas is zoals hennep, olifantsgras of vlas. Zonder dat soort steun moet je op zoek naar andere vormen van samenwerking en financiering om binnen afzienbare tijd een product te ontwikkelen dat kan concurreren met het aanbod op de reguliere bouwmarkt.
“Mest is een veelzijdig materiaal,” vertelt Cafsia. “Ik werk inmiddels ook aan andere veelbelovende toepassingen, zoals lichtgewicht stapelblokken en een nieuw bioplastic. Daarnaast experimenteer ik met mest en mycelium om een isolatieplaat te maken. Maar ook daarmee gaat het traag. Het materiaal moet aan dezelfde eisen voldoen als bestaande materialen op de markt, terwijl het nog in de ontwikkelingsfase zit. Als ik dit ontwikkeltraject vergelijk met een Formule 1-race, dan voelt het aan alsof het vaststaat in de pitstraat waar de monteurs steeds bezig zijn met een ander onderdeel van de auto. En hoe langer het duurt om weer op de baan te komen, hoe minder kans ik heb om te winnen.”
“Je hoeft helemaal niet te bouwen met een diepe fundering van beton en stenen.”
– Siem Stinesen, Collectief Soepel
Tijdelijk wonen als breekijzer
De bouwsector zit gevangen in een groef en biedt weinig ruimte voor alternatieve oplossingen, stelt Siem Stinesen van Collectief Soepel. “Er wordt vaak gezegd dat er niet gebouwd kan worden omdat bijvoorbeeld de grond vanaf een meter diepte vervuild is. Maar je hoeft helemaal niet te bouwen met een diepe fundering van beton en stenen. Onze prefab tiny houses kun je gewoon op stoeptegels plaatsen. Door ze in onze eigen werkplaats te construeren, hebben we een goede, efficiënte workflow met een minimum aan verspilling. De enige CO2- of stikstofuitstoot komt van het transport.”
Tiny houses die gewoon met een hijskraan zijn op te pakken en verplaatsen, zijn volgens Stinesen niet de oplossing voor de wooncrisis maar kunnen wel fungeren als breekijzer. “Als je echte stappen wil zetten, moet je de hoogte in om een grotere dichtheid aan vierkante woonmeters te krijgen,” stelt hij. “Maar tijdelijke bewoning kan wel de drempel verlagen voor permanente bewoning van een kavel. Het lijkt een beetje op kraken: eerst bewijs je de maatschappelijke waarde en dan volgt het beleid.”
Casa Nova, Collectief Soepel | Fotografie: Jesse Wensing
Zelf heeft Stinesen jarenlang antikraak gewoond. Vanuit een kritische blik op het huidige individualisme en als reactie op de oververhitte woningmarkt richtte hij zich op een andere mogelijkheid: de wooncoöperatie. Hij sloot zich aan bij ‘de nieuwe buurt’, een groep Arnhemse bouwers, denkers, makers, tuinders en zorgers die samen een woongemeenschap zijn begonnen. “Op de recente Nationale Wooncoöperatie Dag werd dit al de derde sector genoemd, naast huren en kopen”, vertelt hij. “De overheid heeft zestig miljoen euro beschikbaar gesteld en banken willen garant staan. Leden van coöperaties die al verder zijn, geven inzage in hun begrotingen en delen hun succesvolle oplossingen.”
Voor hem als ontwerper is een duidelijk rol weggelegd in zo’n coöperatie. “Door mijn achtergrond heb ik gevoel voor de volgorde waarin dingen moeten gebeuren en welke partijen betrokken moeten worden. En ik denk na over de praktische uitwerking van het wooncomplex. De individuele woningen zijn relatief klein, maar er is een overkapte gezamenlijke ruimte waar je elkaar kunt ontmoeten en de coöperatie echt leeft. We willen geen schuttingen tussen de tuinen zetten, maar leggen een grindpad aan zodat je buren altijd hoort aankomen en je toch een vorm van privacy hebt.”
Bouw gemeenschappen in plaats van huizen
Zoals vaker in de politiek zijn het complexe huisvestigingsprobleem — en alle genuanceerde oplossingen die je kunt bedenken — in de verkiezingscampagne ingedikt tot een oneliner: bouwen-bouwen-bouwen. Als er na de formatie een nieuwe minister van Huisvesting en Ruimtelijke Ordening komt, dan zal die zich hoogstwaarschijnlijk uitdrukken in cijfers en het probleem vooral definiëren in termen van schaalvergroting. Maar volgens veel ontwerpers moeten de oplossingen op een ander niveau gezocht worden.
“Geef meer ruimte aan het eigen initiatief”, pleit Reinder Bakker van Overtreders W. “Geef burgers en architecten de regie terug. Wijs plekken aan waar kan worden geëxperimenteerd – en waar dingen soms best mogen falen. En beperk het niet tot één woonblokje waar een wedstrijd voor wordt uitgeschreven, zoals we nu vaak zien.”
“Mensen willen niet alleen een hokje voor zichzelf, maar ook een fijne, groene omgeving en een plek waar ze contact kunnen hebben met de buren.”
– Lindey Cafsia
Voor Lindey Cafsia hoeven de regels voor bouwmaterialen niet per se versoepeld te worden maar zou het helpen als vergunning- en testtrajecten versneld kunnen worden doorlopen. “Het duurt nu te lang, waardoor veel potentieel goede projecten stranden”, constateert hij. “Maar nieuwe bouwmaterialen zijn slechts een deel van de oplossing. Een nieuwe minister zou met een brede blik naar het hele plaatje moeten kijken, dus ook naar het herontwikkelen van bestaande kantoorpanden of het optoppen van woningen. En we moeten misschien duidelijker omschrijven wat we eigenlijk bedoelen met die wooncrisis. Mensen willen niet alleen een hokje voor zichzelf, maar ook een fijne, groene omgeving en een plek waar ze contact kunnen hebben met de buren.”
Voor een advies aan de toekomstige minister haalt Siem Stinesen de voormalig Rijksbouwmeester Floris van Alkemade aan. “Die zei: bouwen-bouwen-bouwen is niet de oplossing. Het gaat niet om het neerzetten van zoveel mogelijk huizen maar om het bouwen van gemeenschappen. We zijn heel trots op de wijken die tijdens de naoorlogse wederopbouwperiode uit de grond zijn gestampt, maar daar heerst anno 2025 heel veel eenzaamheid en sluiten huizen niet aan op woonwensen. Als mensen van verschillende generaties bij elkaar wonen, blijven ze langer in beweging en leven ze langer en gezonder. Zo los je niet alleen het woonprobleem op, maar doe je ook iets aan het dreigende zorginfarct en misschien zelfs de maatschappelijke polarisatie. De wooncrisis is geen geïsoleerd probleem maar hangt samen met heel veel andere factoren.”