#Artikelen

02.11.2023

Terugblik: 25 jaar KDJ

Na 25 jaar geven Herman Kossmann en Mark de Jong van het stokje door. Het Kossmanndejong dat ze in 1998 startten gaat door als een veertig-koppig team.


Op 30 november viert Kossmanndejong met een spetterend feest haar 25-jarig bestaan. Oprichters Herman Kossmann en Mark de Jong geven dan het stokje over aan drie nieuwe partners. In Dd Yearbook ’21 keken we al eerder terug op hun carrière. Lees hieronder dit interview.


Interview door Gert Staal


Kossmanndejong behoort tot de toonaangevende bureaus op het gebied van tentoonstellingsontwerp. Binnen Nederland, en daarbuiten. Toch schuurt het tussen het bureau en het begrip tentoonstellingsontwerp. De term dekt de lading niet. Reden waarom de naamgevers Herman Kossmann en Mark de Jong liever spreken over het ontwerpen van ‘ruimtelijke narratieven’.

Het benadrukt het architectonische aspect van hun werk, en wijst naar de vertellingen die zij voor elke opdracht ontwikkelen. Dat zal niet veranderen als Kossmann en De Jong binnenkort de leiding van het bureau overdragen aan drie nieuwe partners.

Foto: Dutch Pavilion, World Expo Dubai | Fotograaf: Thijs Wolzak

Halverwege het gesprek moet Herman Kossmann zich verontschuldigen. In een andere ruimte van het bureau kan zich ieder moment een potentiële opdrachtgever melden die vanuit Berlijn aanschuift bij een Zoom-meeting. Voor hij vertrekt, valt nog juist het woord ‘aquarium’. Kossmann en de andere naamgever van het bureau, Mark de Jong, spraken eerder over het toenemend belang van private opdrachtgevers.

Anders dan in hun beginjaren, nu ruim een kwart eeuw geleden, laat de actuele portfolio van Kossmanndejong zien dat het niet meer uitsluitend museale instellingen zijn die het bureau inschakelen voor het ontwerpen van tentoonstellingen. Regelmatig werkt het bureau ook voor particulieren die hun persoonlijk engagement met de grote thema’s van vandaag door middel van ruimtelijke installaties met een publiek willen delen. Het is precies dit inhoudelijk commitment waarmee de ontwerpers zich graag identificeren.


Jullie staan op het punt om na 25 jaar de leiding van het bureau over te dragen. Betekent het ook dat jullie je volledig terugtrekken?

HK: “Het gebeurt in fases. Vanuit het bureau komen er drie nieuwe partners die vanaf eind 2021 de directie vormen. Mark en ik blijven ter ondersteuning nog een jaar aan het bureau verbonden, en nadien krijgen we de rol van adviseurs. Voor ons is het heel leuk dat de nieuwe directie rechtstreeks uit de groep van inmiddels ruim dertig medewerkers voortkomt. Het is belangrijk dat wij stapjes terug gaan doen. De jaren zijn voorbijgevlogen, maar het is ook een wereld die je volledig opslokt.

Voor mijzelf is het een spannend vooruitzicht dat er een nieuwe fase aanbreekt. Natuurlijk stop je niet met denken. Ons vak heeft het vermogen om een heel belangrijke bijdrage te leveren aan allerlei transities, van milieu tot alle andere kwesties waar we als samenleving middenin zitten. Daar hoop ik het bureau de komende jaren nog bij te kunnen gebruiken. Grappig genoeg zijn we dan vrijwel terug bij het begin toen Mark en ik als Jut en Jul in tentoonstellingsland stapten.”


Het ontwerpen van tentoonstellingen was toen een nauwelijks ontwikkeld onderdeel van het vakgebied.

HK: “Bij musea hoorden gebouwen en collecties, en bij de collecties hoorden conservatoren en curatoren. Die bepaalden niet alleen wát je te zien kreeg, maar meestal ook hoe. Plaatsen we de objecten op sokkels of in vitrines? Waarbij de esthetiek overheerste. Een ontwerper mocht zich bezighouden met de kleurstelling of het typografisch ontwerp van tekstborden waarop liefst een heleboel informatie werd verstrekt.

Platte dingen aan de muur. Dat was de situatie die Mark en ik aantroffen. De gedachte dat je een verhaal in, en door middel van de ruimte kunt vertellen, was voor de twee architecten, die beiden in Delft waren opgeleid, een logisch uitgangspunt. Maar voor de museumwereld – inclusief de bezoeker – was dat allerminst het geval.

Foto: De Wederopbouw | Fotograaf: Thijs Wolzak

Als architecten denken we in ruimte. Wij hadden geleerd op een heel functionele manier naar ruimte te kijken. Aan de hand van programma’s van eisen vooral. Maar je kunt als architect ook met de zintuigen spelen; dat begonnen we te ontdekken. Door middel van sfeer, licht en tactiliteit kun je uitstekend een verhaal vertellen. Het tentoonstellingsproject 50 Jaar Wederopbouw (1995) in Rotterdam markeerde het begin van de samenwerking. In een speciaal gebouwde, 120 meter lange buis betraden bezoekers een tijdmachine die hen onderdompelde in diverse stadia van de Wederopbouw.

Wezenlijk was dat ze als ontwerpers op geen enkele manier gebonden waren aan museale conventies. Onderwerp en budget waren gegeven. Voor alle andere aspecten – gebouw, objecten, verhaallijnen, media en zelfs het vinden van de tijdelijke staf – waren Kossmann en De Jong aangewezen op hun eigen inventiviteit en op de bijdragen van experts. Die samenwerking met script writers, filmers, licht- en geluidsontwerpers, archivarissen en allerlei andere specialisten heeft de toon gezet voor een kenmerkende praktijk binnen de studio.

Foto: Fake, Stapferhaus | Fotograaf: Thijs Wolzak

In zekere zin was de Wederopbouw voor ons een droomopdracht. Het lukte ons om from scratch in amper zes maanden een volwaardige tentoonstelling af te leveren. De ambitie om het verhaal en de ruimte in elkaar te verweven, bleek te werken. De ruimte werd hier het verhaal.

HK: Alles kon: ruimtelijk, grafisch, filmisch, alle disciplines lagen over elkaar. Toen we later wel met bestaande collecties gingen werken, hebben we geleerd hoe belangrijk het is om te bepalen wat je tussen, boven en om de objecten heen ontwerpt. Maar in Rotterdam bleek dat we het ook heel goed zonder collectie kunnen.


De onderwerpen van jullie tentoonstellingen mogen dan uiteenlopend zijn; blijkbaar zoek je altijd de synergie tussen vertelling en ruimte.

MJ: “Een tentoonstelling is geen film en evenmin een boek. Bezoekers gaan niet zitten om een lineaire vertelling voorgeschoteld te krijgen. Ze bewegen door de ruimte, zoals je door een stad wandelt. Ze kiezen zelf of en waar ze stilstaan, welke fragmenten ze bekijken en hoe die uiteindelijk een verhaal vormen. Wij moeten die ontmoetingen van betekenis voorzien.

Door meerdere lagen aan te bieden, zorgen we ervoor dat de oppervlakkig geïnteresseerde iets van zijn gading vindt, terwijl iemand die dieper wil graven ook aan zijn trekken komt. Dat vraagt een ongelofelijk fijne balans. Wij spreken bij ons werk bij voorkeur niet van tentoonstellingsontwerp. De term ‘narratieve ruimte’ haalt het lineaire er een beetje af.”

Foto: Micropia | Fotograaf: Thijs Wolzak

Hoe belangrijk is het voor jullie om je met het onderwerp van een tentoonstelling vertrouwd te maken? 

HK: “Wij willen een wereld scheppen die de ontmoeting tussen de bezoeker en de vertelling mogelijk maakt. Binnen maximaal een uur moet iemand de samenvatting van het thema gepresenteerd krijgen. Of het nu over psychiatrie, microben of de klimaatcrisis gaat.

Natuurlijk zijn wij op geen van die terreinen specialist. We moeten altijd aan de experts schudden om het onderwerp beter te leren kennen. Bovendien zijn er vakmensen nodig met hun specifieke kennis van licht, geluid, scripts, film of theater. Onze rol is misschien het best te vergelijken met die van de regisseur. Wij maken driedimensionale documentaires. Via allerlei vormen van samenwerking. En we hebben ondervonden dat we het best tot ons recht komen als er sprake is van een geïntegreerd ontwerp.”


Wat moet ik me daarbij voorstellen?

MJ: “Misschien moeten we een sprong maken naar twee van de meest recente projecten. Allebei onderdeel van de huidige Wereldtentoonstelling in Dubai. Het eerste project betreft het landenpaviljoen van het organiserend land, de Verenigde Arabische Emiraten, ondergebracht in een gebouw dat door de architect Calatrava oorspronkelijk was ontworpen voor een tentoonstelling over mobiliteit. Het tweede is het Nederlandse paviljoen waarbij we van meet af aan met de architecten en de opdrachtgever in een team hebben gefunctioneerd.

Foto: United Arab Emirates Pavilion, World Expo Dubai | Fotograaf: Thijs Wolzak

Voor de VAE ontwikkelden we met meerdere partijen een nationaal narratief voor de Emiraten. Nederigheid speelde daarin een belangrijke rol. Maar hoe geef je de menselijke maat een plaats in zo’n intimiderend gebouw? Onze oplossing lag erin de toegang van de presentatie te verleggen naar de kelder. Pas wanneer bezoekers de kelder hebben verlaten en daar het verhaal konden ervaren, betreden ze de leegte van Calatrava’s ‘kathedraal’.


Hoe verschilt dat van het Nederlandse paviljoen? 

MJ: “Voor het Nederlands paviljoen zijn we direct gaan samenwerken met alle direct betrokken partijen. Vooral het gesprek met de architecten van V8 is cruciaal geweest, zowel voor hun ontwerp als voor de compacte vertelling die wij presenteren. Het verhaal over Nederland als innovatieland spiegelt zich in de circulaire wijze waarop het gebouw is gerealiseerd. Bijvoorbeeld door damwanden te lenen van een Nederlandse baggeraar en die na afloop weer terug te geven. Nergens is beton gebruikt. De factor transport was tijdens de bouw praktisch nul.

De eenvoud en de eerlijkheid van de architectuur zie je terug in de expositie. De bezoeker daalt bij binnenkomst eerst drie meter af en ervaart hoe het geleidelijk koeler wordt. In amper tien minuten doorloop je het complete verhaal van de ‘klimaatfabriek’. Op een heel lichte, intuïtieve manier ervaar je de drie centrale thema’s: water, energie, voedsel. Waarbij de zogenoemde Rain Maker – naar een idee van kunstenaar Ap Verheggen – een centrale plaats inneemt. 

Foto: Dutch Pavilion, World Expo Dubai | Fotograaf: Thijs Wolzak

Centraal in de presentatie staat een cilinder; een voedselberg die aan de binnenzijde bekleed is met myceliumtegels waar zwammen uit groeien, en van buiten bezet is met eetbare planten. Alvorens bezoekers in deze ruimte een voorstelling bijwonen krijgen ze paraplu’s uitgereikt. Stippen op vloer markeren de plekken waar zij die op aanwijzing van de hosts kunnen openen en dan blijken de paraplu’s als projectieschermen te fungeren. Bij wijze van apotheose zorgt de Rain Maker voor het magische moment.

De vochtige, warme woestijnlucht is omgezet in water en plotseling begint het midden in de cilinder te regenen. Zo zijn er voor het paviljoen meer projecten van ontwerpers, technologen en kunstenaars in het ruimtelijk narratief geïntegreerd die vernieuwende benaderingen rond water, energie en voedsel tastbaar maken. Tijdens zo’n Wereldtentoonstelling, vertelt De Jong, loopt de gemiddelde bezoeker ‘volkomen moe en murw’ over het expoterrein.

Het publiek wil vooral kort en krachtig zien wat het centrale verhaal is. En omdat het een wereldpodium is, met een wereldpubliek, zoek je zoveel mogelijk naar non-verbale middelen om het land goed voor het voetlicht te brengen. In de hoop dat het onder de bezoekers gaat zoemen.”


Met de Wederopbouwtentoonstelling en misschien ook zo’n paviljoen in Dubai lijken jullie de grenzen van je vak af te tasten, en misschien zelfs op te rekken. Zijn er meer van dergelijke kantelpunten in het oeuvre aan te wijzen? 

MJ: “Dan denk ik onmiddellijk aan Het Dolhuys in Haarlem (2005) waar we op de plek van een psychiatrische kliniek een tentoonstelling over psychiatrie hebben gemaakt met inbreng van de direct betrokkenen. De patiëntenvereniging had bijvoorbeeld een belangrijke stem bij de toetsing van de verschillende vertelperspectieven waar we mee werkten: dat van de verpleger, de cliënt, de psychiater… Voor ons was het een primeur. Wie spreekt hier? Dat was in dit project heel belangrijk.

Een ander sleutelproject dat De Jong zeker wil noemen is Micropia (2014), onderdeel van ARTIS, waar onzichtbare micro-organismen zichtbaar worden gemaakt. In deze uiterst succesvolle toevoeging aan de klassieke dierentuin werkten de ontwerpers voor het eerst in de context van een science museum met ‘levende have’. Op dat moment keert Herman Kossmann uit zijn Zoommeeting terug. Het enthousiasme over de zojuist beëindigde vergadering is op zijn gezicht afleesbaar.”

Foto: Het Dolhuys | Fotograaf: Thijs Wolzak

HK: “De laatste tijd treffen we geregeld enthousiaste opdrachtgevers die hun geld niet in huizen of speedboten willen steken, maar in een mooi project. In dit geval gaat het om iemand waarvoor wij in Berlijn een ‘experience’ rond koraalriffen en de oceaan moeten bedenken. Dat vind ik mooi omdat het ons de kans geeft een verhaal te ontwikkelen rond de nieuwe relatie tussen mens en natuur. Juist die actualiteit binnen de samenleving én in ons vakgebied is ongelofelijk boeiend.”


Dit artikel verscheen eerder in Dd Yearbook ’21.

Dd Yearbook wordt kosteloos verspreid onder ontwerpers en bureaus die zijn aangesloten bij de BNO. Niet-leden kunnen het tijdschrift bestellen voor € 15 (incl. factuur en BTW, excl. verzendkosten), zolang de voorraad strekt.