Uw vader was schoenfabrikant en ontwerper. Hoe heeft zijn vakmanschap uw eigen carrière beïnvloed?
‘‘Mijn vader was schoenfabrikant, wat thuis een grote rol speelde. Aanvankelijk had ik geen interesse in schoenen, omdat het zo vanzelfsprekend was. Mijn vader had echter ook een fascinatie voor moderne kunst, wat mij meer trok. Door allerlei omstandigheden — waaronder polio, dat ik ternauwernood overleefde — kwam ik na een jaar middelbare school ten einde raad op de schoenafdeling terecht van de LTS in Waalwijk. Daar ontdekte ik mijn talent: van schoenen stikken tot modelleren en ontwerpen.
Op mijn slaapkamer experimenteerde ik met een oude stikmachine en won ik ontwerpwedstrijden. Toch bleef kunst mijn voorkeur houden. Via gewonnen medailles leerde ik edelsmid Emmy van Leersum kennen, die mij sterk beïnvloedde. Haar visie op essentie en minimalisme vormt nog steeds de kern van mijn ontwerpbenadering.’’
Foto: Maaklab
Uw ontwerp uit 1974, de Woodies, brak met conventies. Wat was de gedachte achter dit ontwerp, en hoe werd het ontvangen?
‘‘De omstandigheden boden in mijn beginjaren niet veel uitzicht. De hele branche had het dermate moeilijk en zat daardoor, vooral voor een creatieveling als ik, in feite op slot. Ik wilde vrij zijn en werkte daarom als wat je nu een freelancer zou noemen — een manier van werken die in die tijd eigenlijk niet bestond; voor de Belastingdienst bestond zelfs het woord niet.
Beeld: Woodies, 1974
‘‘Ik was net getrouwd en out of the blue kreeg ik bezoek uit Tolbert, Groningen, van de heer Versol, van klompenfabriek Versol. Versol wilde graag met mij samenwerken en vroeg me met een werk- en productvoorstel te komen. De bestaande klompen waren traditioneel, wat mij uitdaagde om de maakwijze te vernieuwen. Mijn ontwerp volgde het form follows function-principe. Alle kunstenaars en creatieven waren gek op de Woodies, en je zag ze overal lopen. Met name Morellet, een Franse kunstenaar tegen wie ik erg opkeek, was groot fan en heeft ze gedragen zolang het kon. Helaas ging Versol failliet, waardoor de productie abrupt stopte.’’
“Ik zie schoenen op zichzelf ook wel als een verlengstuk van het lichaam en niet echt als decoratie — het zijn geen oorbellen.”
Uw ontwerpen worden gekenmerkt door een heldere lijnvoering en een sterke focus op comfort. Hoe vertaalt u dit principe in uw schoenontwerpen, en welke rol speelt functionaliteit in uw creatieve proces?
‘‘Ik ben toch altijd op zoek naar essentie, wat dat dan ook mag betekenen. Tierlantijnen, decoratie en onnodig gedoe — daar kan ik eigenlijk niets mee. Als dat er om commerciële redenen toch zo nodig aan te pas moet komen, laat ik dat maar al te graag aan anderen over.
Foto: Charles Bergmans tijdens het ontwerpen van de iconische Woodies
‘‘Een essentieel en fascinerend onderdeel van een schoen is de leest. Dat is voor mij bij iedere ontwikkeling steeds weer het beginpunt. Een leest gaat over vorm, silhouet, pasvorm en karakter. Als je dat te pakken hebt, heb je nog geen schoen gemaakt, maar ben je al een heel eind op weg. Dat vind ik prachtig: dat wat onzichtbaar is bij het eindresultaat, blijkt in feite allesbepalend te zijn. Ik zie schoenen op zichzelf ook wel als een verlengstuk van het lichaam en niet echt als decoratie – het zijn geen oorbellen.’’
Foto: Inspiratiebronnen Charles Bergmans
Hoe verhoudt uw werk zich tot andere disciplines binnen design?
‘‘Mijn vader kwam uit een eenvoudig schoenmakersgezin, waar het leven hard was en iedereen zijn steentje moest bijdragen. Als buitenbeentje in de familie ontdekte hij dat hij met zijn creativiteit het verschil kon maken — en dat heeft hij, tegen alles in, ook gedaan. Hij raakte gefascineerd door kunst, iets wat hij thuis niet vond, en dat bleef zijn hele leven een rode draad. Die fascinatie heeft hij aan mij doorgegeven, en daar ben ik hem bijzonder dankbaar voor.
Ik ben sterk beïnvloed door mensen als Emmy van Leersum, Gijs Bakker, Ad Dekkers en Bruno Ninaber, met wie we ook bevriend waren. Hun invloed op ons leven, en op alles wat ik deed en maakte, is onuitwisbaar.”
Foto: 'Verplaatsing’, sculptuur voor het metrostation Weesperplein, Amsterdam, 1979
Uw archief bevat een schat aan informatie, en er verschijnt een boek over uw werk. Wat hoopt u dat nieuwe generaties ontwerpers hieruit meenemen?
‘‘Als zelfstandig ontwerper werk je vaak achter de schermen. Na meer dan vijftig jaar is het voor mij een uitdaging om alles wat ik heb gedaan op een rij te krijgen. Niet alleen wat ik heb gemaakt en bedacht, maar ook het soort leven dat dit met zich meegebracht heeft voor mij en mijn familie. En het gaat verder dan dat: mijn leven sluit op een bijzondere manier aan bij dat van mijn vader. Samen beslaat dat een hele eeuw — een buitengewoon lange periode van transities en veranderingen van allerlei aard, van het begin tot het einde van de schoenindustrie.
Het is zeker niet mijn bedoeling om een historisch verslag te schrijven, maar ik wil graag een boek maken dat aanspreekt, dat uit het leven gegrepen is en mijn verhaal op mijn manier vertelt. Een visueel boek ook, dat vooral fijn is om te zien en te lezen, en dat juist voor komende generaties inspiratie biedt.”
U speelde een actieve rol bij de ontwikkeling van het Schoenenkwartier. Wat was uw bijdrage, en waarom vond u het belangrijk om dit museum te realiseren?
‘‘Ik heb in het verleden in het bestuur van het Schoen- en Ledermuseum [in Waalwijk, red.] gezeten. Door allerlei omstandigheden — niet in de laatste plaats omdat ik steeds meer tijd in het buitenland doorbracht — ben ik toen uitgestapt.
Waalwijk heeft een buitengewoon levendige en interessante schoenen- en leerhistorie, en gelukkig heeft de gemeente Waalwijk ingezien dat ze dit ten goede konden gebruiken in de plannen voor een nieuw, dynamisch stadscentrum.
De nieuwe ontwikkelingen van het museum, het Schoenenkwartier, wekten mijn interesse, maar niet direct om er deel van uit te maken. Gaandeweg ben ik bevriend geraakt met Anouk van Heesch, de bevlogen oud-directeur van het Schoenenkwartier, die samen met vele vrijwilligers met hart en ziel werkte aan de verwezenlijking van het nieuwe museum. Door ons contact kun je zeggen dat ik er indirect bij betrokken was.”
Foto linksboven: prijswinnend ontwerp, 1969 | Foto rechtsboven: Wolky, 2009 | Foto linksonder: Clarks Original, direct moulding concept, 2000 | Foto rechtsonder: Clarks Wallabees, 1983
U wordt door de BNO geëerd voor uw verdiensten in het vak. Wat betekent deze erkenning voor u persoonlijk en voor het vakgebied?
‘‘Toen mij ter ore kwam dat ik genomineerd was voor het BNO-erelidmaatschap, kon ik dat moeilijk geloven. Op die manier heb ik eerlijk gezegd nooit naar mezelf gekeken. Voor mij betekent de BNO-erkenning ongelofelijk veel. Het maakt op een bepaalde manier ook veel goed. Het is een heerlijk gevoel om in te berusten — en hoe fijn is dat!”
“Voor mij betekent de BNO-erkenning ongelofelijk veel.”
‘‘Mijn broer Joep is enkele jaren geleden, na zijn overlijden, geëerd met een Roots-publicatie, en nu is het mijn beurt met dit erelidmaatschap. Joep en ik zijn hiermee allebei boven het maaiveld uitgekomen, en dat is natuurlijk heel mooi — ook al is het misschien van korte duur, want het gras groeit natuurlijk gewoon door.”
Biografie Charles Bergmans
Eind dit jaar verschijnt bij Uitgeverij Lecturis in Eindhoven een biografie over Charles Bergmans – een visueel rijk portret waarin schoenen, kunst en het leven van Bergmans samenkomen in een uniek verhaal.