Belastingdienst gaat vanaf 2025 handhaven op schijnzelfstandigheid
Vanaf 1 januari 2025 zal de Belastingdienst actief gaan handhaven op schijnzelfstandigheid. Dit betekent dat bedrijven en organisaties die zelfstandig ondernemers inhuren, zorgvuldig moeten toetsen of geen sprake is van een verkapte dienstbetrekking. Opdrachtgevers kunnen bij misstanden naheffingen en boetes verwachten, tenzij zij kunnen aantonen dat ze stappen zetten om schijnzelfstandigheid te voorkomen. Voor goedwillende opdrachtgevers geldt een overgangsperiode van één jaar, waarin geen vergrijpboetes worden opgelegd.
Het is altijd aan de opdrachtgever én de zzp’er samen om te beoordelen of echt sprake is van zelfstandigheid. Je kunt dit dus als zzp’er niet zomaar op de je opdrachtgever afschuiven. De handhaving van de Belastingdienst is onderdeel van bredere maatregelen van de overheid om schijnzelfstandigheid aan te pakken en een eerlijker speelveld op de arbeidsmarkt te creëren. Hiermee hoopt de overheid oneerlijke concurrentie en uitbuiting van zelfstandigen tegen te gaan.
BNO-modelovereenkomst blijft geldig tot begin 2027
Het werken met modelovereenkomsten om zekerheid te krijgen over zelfstandigheid wordt afgeschaft. De BNO Modelovereenkomst ontwerpopdrachten (geen gezag) blijft geldig tot en met 10 januari 2027. Hoewel de Belastingdienst geen nieuwe modelovereenkomsten meer goedkeurt, biedt deze lopende overeenkomst nog enige juridische zekerheid zolang de afspraken in de praktijk goed worden nageleefd.
To do
Ondernemers en zelfstandigen moeten goed in kaart brengen of de werkrelaties zelfstandig zijn of dat toch sprake is van een arbeidsrelatie. Klopt dat wat je op papier met elkaar hebt afgesproken ook in de praktijk? Daarbij speelt de gezagsverhouding een belangrijke rol.
Verder moet gekeken worden naar alle omstandigheden van het geval om te beoordelen of daadwerkelijk sprake is van zelfstandigheid. Denk bijvoorbeeld aan omstandigheden als verplichte aanwezigheid, naar buiten treden als zelfstandige, meerdere opdrachtgevers en de mate van zelfstandigheid in het uitvoeren van het werk.
Kom je tot de conclusie dat toch sprake is van een arbeidsrelatie, dan zal je de werkende een arbeidsovereenkomst moeten aanbieden. Evalueer ook regelmatig de werkrelaties, dit kan immers veranderen in de tijd.
Wet VBAR
Op termijn volgt de wet VBAR (verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden). Deze wet treedt waarschijnlijk niet eerder dan 1 januari 2026 in werking. De wet is bedoeld om meer duidelijkheid te bieden over de criteria die bepalen of iemand als werknemer of als zelfstandige wordt beschouwd.
Dit helpt om schijnzelfstandigheid te voorkomen en zorgt ervoor dat werkenden de juiste arbeidsrechtelijke bescherming krijgen. De afweging die onder deze nieuwe wet moet worden gemaakt heet het WZOP toetsingskader. Dat ziet er als volgt uit:
W: indicaties die wijzen op werken als werknemer
- Bevoegdheid om aanwijzingen te geven
- Mogelijkheid tot controle en ingrijpen
- Werkzaamheden worden verricht binnen organisatorisch kader van de organisatie
- Werkzaamheden hebben structureel karakter
- Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers
Z: indicaties die wijzen op werken als zelfstandige
- Financiële risico's en resultaten liggen bij werkenede
- Werkende is zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen
- Werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werke4rvaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie niet structureel aanwezig zijn
- Werkende treedt zelfstandig naar buiten
- Sprake van korte duur van de opdracht of van beperkt aantal uren per week
OP: indicaties die zien op ondernemerschap van de persoon (buiten de arbeidsrelatie)
- Meerdere opdrachtgevers per jaar, bedrijfsinvesteringen, werkende besteedt tijd en/of geld aan verwerven van reputatie en vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers
- Werkende gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer: inschrijving KvK, btw-ondernemer, recht op fiscale voordelen van het ondernemerschap
In de wet VBAR is daarnaast een rechtsvermoeden opgenomen. In de wet VBAR is bepaald dat iemand die als zelfstandige werkt en minder dan € 33 per uur verdient, vermoed wordt werknemer te zijn.
Het is de vraag of deze wet VBAR de duidelijkheid gaat brengen waar de wet DBA en VAR ook al op aanstuurden. Meer informatie volgt via de Belastingdienst, die de komende maanden informatiesessies en voorlichtingscampagnes organiseert om opdrachtgevers en zelfstandigen goed voor te bereiden op de nieuwe regels.