Onze geschiedenis

Het ontstaan van onze vereniging voert terug tot het jaar 1904. Lees hier hoe wij via vele fusies de grootste ontwerpcommunity van Nederland zijn geworden.


De geschiedenis van de BNO en van veel andere Nederlandse ontwerpersverenigingen begint bij de oprichting van de VANK (Nederlandse Vereniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst) op 23 april 1904. De VANK zette zich in voor de (auteurs)rechten van makers, gaf jaarboeken uit, was medeoprichter van het Instituut voor Sier- en Nijverheidskunst (1921) en organiseerde tentoonstellingen in het Stedelijk Museum Amsterdam.

Afbeelding: Illustraties uit 'Vak in Beweging'

Binnen de idealistische en sociaal gedreven VANK was veel discussie over de rol van kunst in de vormgeving. Enerzijds waren er kunstenaars die in de nijverheid een commerciële bedreiging zagen, anderzijds waren er ontwerpers (zoals Piet Zwart) die nieuwe technieken en de industrie omarmden.


Daaraan gerelateerd speelt door de hele geschiedenis van het ontwerpvak en in het ontstaan van instituten en organisaties de discussie over vormgeving als cultuurgoed of als economische aangelegenheid.

In 1924 ontstond de Bond voor Kunst in Industrie (BKI) met de bedoeling ontwerpers, industrie en handelaren samen te brengen (naar voorbeeld van de Duitse Werkbund). Later zou de BKI fuseren met de Stichting Industriële Vormgeving, waardoor in 1950 het Instituut voor Industriële Vormgeving ontstond. Er zouden door de jaren heen nog veel (ontwerp)instituten komen en gaan.


Van VANK naar GKf

Tijdens de tweede wereldoorlog werd de VANK opgeheven. Belangrijke reden om de vereniging te ontbinden was het ontlopen van de door Duitsland verplichte aansluiting bij de Kultuurkamer.

Heroprichting van de VANK na de oorlog zat er niet in. In september 1945 werd een nieuwe koepelorganisatie opgericht: de GKf (Vereniging van Beoefenaars van Gebonden Kunsten), die zich meer zou gaan richten op ontwerpen voor de industrie. Er waren verschillende vakgroepen, waaronder GKf-grafici, GKf interieurarchitecten en ook de industriële vormgevers werkten binnen de GKf aan de profilering van hun vak. 

De GKf kende een strenge ballotage: toelating vond plaats op basis van kwaliteit, maar ook werd gekeken naar het oorlogsverleden van ontwerpers die zich aan wilden sluiten. 


GKf vs VRI

Niet lang na het ontstaan van de nieuwe club, in 1948, werd een concurrerende organisatie opgericht door ontwerpers die de GKf rigide, elitair, links en te veel gefocust op Amsterdam vonden: de VRI (de Vereniging van Reclameontwerpers en illustratoren).

Er werd wel overlegd over prijzen en leveringsvoorwaarden, maar er waren er ook principiële verschillen en de twee verenigingen zouden bijna twintig jaar naast elkaar bestaan.


Nog meer versplintering

De versplintering van het veld zette door met de oprichting van de Kring Industrieel Ontwerpers (KIO) in 1952. Overigens werd in 1959 ook nog de Nederlandse Industrial Design Federatie (NIDF) opgericht, maar deze club bleef erg klein. In 1965 ontstond naar internationaal voorbeeld de ADCN (Art Directors Club Nederland). 


Verdeelde infrastructuur

Veelbewogen fusiebesprekingen leidden uiteindelijk tot het samengaan van VRI en GKf grafici in 1968 en tot oprichting van de nieuwe vereniging GVN (Grafisch Vormgevers Nederland). Tegelijkertijd ontstond de Beroepsvereniging van Nederlandse Interieurarchitecten uit een fusie van de GKf vakgroep interieurarchitecten met de Werkgroep Binnenhuis Architecten. 

In 1985 maakten de illustratoren zich los van de GVN om zich te verenigen in de Nederlandse Illustratoren Club (NIC). Kortom, de infrastructuur van ontwerpersverenigingen in Nederland was veranderlijk en bleef verdeeld.


Opkomst ontwerpbureaus

Ging het voorheen vooral om ontwerpers die freelancewerkzaamheden verrichtten of (deels) in dienst van bedrijven opereerden (zoals Piet Zwart bij Bruynzeel), vanaf de 60er jaren worden naar Amerikaans voorbeeld professionele bureaus opgericht die ontwerpdiensten aanbieden: deze ontwerpbureaus (Teldesign is opgericht in 1962 en Total Design en Premsela Vonk in 1963) waren multidisciplinair opgezet en bedienden grote opdrachtgevers uit industrie, overheid, financiële- en culturele wereld.

Het duurde even voor de verenigingswereld ook op deze ontwikkeling inspeelde: GVN veranderde in december 1988, met de oprichting van een afdeling ontwerpbureaus, zijn naam in bNO (beroepsvereniging Nederlandse Ontwerpers). De industrieel ontwerpbureaus kozen in 1990 voor een zelfstandige vereniging naast de KIO: de KIO-branche.    


Toenadering

Ondanks de oprichting van weer een nieuwe vereniging in het toch al verdeelde ontwerpveld, was er ook opnieuw sprake van toenadering. Met name het internationale congres Design 87 zorgde voor saamhorigheid: een van de hoogtepunten van de manifestatie was het in Amsterdam georganiseerde congres door de internationale koepelorganisaties ICSID (Industrieel Ontwerp), ICOGRADA (grafisch ontwerp) en IFI (interieurontwerp). Ook verscheen in dat jaar het standaardwerk ‘Holland in Vorm, Nederlandse vormgeving 1945-1987’ (Hester Wolters en Gert Staal).

In de negentiger jaren brachten bNO en KIO samen het blad Vormberichten uit en deed onderzoeksbureau SEO in opdracht van bNO, KIO en BNI onderzoek naar Ontwerpers, Ontwerpbureaus en hun Opdrachtgevers (1990). Ook werd in 1992 de omvangrijke uitgave ‘Dutch Design Series’ gepubliceerd. De serie bestond uit vier jaarboeken (geïllustreerde ledenlijsten): bNO-ontwerpers, bNO- ontwerpbureaus, KIO-industrieel ontwerpers en BNI-interieurarchitecten. 

Afbeelding: Illustraties uit 'Vak in Beweging'  


Structureel bundelen van krachten

In lijn met deze ontwikkelingen leek de tijd rijp om de krachten structureel te bundelen. Een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van bNO, BNI, KIO en KIO-branche startte het onderzoek naar de mogelijkheden van een fusie van de verschillende verenigingen: het ‘SWOT-overleg’. 

In 1996 was de fusie van bNO, KIO en KIO-branche een feit met de oprichting van de huidige vereniging Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers, BNO. De BNI voelde zich uiteindelijk meer verwant met de architectuur en trok zich terug. Ondanks dat kreeg de BNO, als multidisciplinaire vereniging, naast een afdeling communicatie ontwerp en industrieel ontwerp ook een afdeling ruimtelijk ontwerp. Door de disciplines heen werd een onderverdeling gemaakt in individuele leden en ontwerpbureaus. Wim Crouwel werd de eerste voorzitter van de nieuwe organisatie.

In de daaropvolgende jaren sloten ook de illustratoren (NIC) en de vrije vormgevers (VES) zich bij de BNO aan en inmiddels zijn sinds 2017 ook de stripmakers (BNS) onderdeel van de multidisciplinaire BNO-community.


Bronnen

  • Vak in Beweging |  1 + 2 Titus Yocarini (Lecturis), 1991

  • 40-jarige bestaansgeschiedenis Kring Industriële Ontwerpers | J.M. Smits-Orth (scriptie Rijksuniversiteit Leiden), 1993

  • Goed in Vorm, honderd jaar ontwerpen in Nederland | Mienke Simon Thomas (010), 2008

  • Vormberichten | BNO/KIO