Dit artikel verscheen eerder in Dd Magazine #1 2021. Dd Magazine is gratis voor BNO-leden maar is ook te verkrijgbaar voor niet-leden. Klik hier voor meer informatie.
Tussen het treinspoor en het Hofplein in Rotterdam lag het braakliggend landje Pompenburg. Aan de andere kant van het spoor was het niet veel beter met het verwaarloosde oud-station Hofplein en de leegstaande Hofbogen eronder. Het stedenbouw- en landschapsbureau ZUS dat kantoor hield in de tegenoverliggende broedplaats Schieblock nam tien jaar geleden het initiatief om deze verwaarloosde gebieden te verbinden met een verhoogd voetgangerspad dan de gebouwen van bijna vierhonderd meter.
Na een succesvolle crowdfunding werd deze knalgele Luchtsingel vijf jaar later geopend. Het bleek de katalysator voor de transformatie van een probleemgebied tot een gewilde locatie in het hart van de stad. De Hofbogen bruisen weer dankzij smaakmakende horeca en spraakmakende winkels; het bovengelegen treinstation is een levendig stadspark dat de komende jaren wordt uitgebreid met nog eens vier kilometer ongebruikt spoortalud.
Rotterdam / Fotograaf: Ossip van Duivenbode
De bottom-up stadsvernieuwing van de Luchtsingel heeft inmiddels op tal plekken navolging gekregen. Met als rode draad: het zijn architecten, ontwerpers, en kunstenaars die hierbij het voortouw nemen. Met een groot verschil ook. "In de kredietcrisis van de jaren tien was het leegstand die ontwerpers motiveerde tot de ontwikkeling van gebied of gebouw. Er lagen kansen. Inmiddels is dat een diepgevoelde betrokkenheid bij maatschappelijke vraagstukken", zegt Jetske van Oosten van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, dat diverse initiatieven ondersteunde.
De mentaliteit mag dan veranderd zijn, de kennis en expertise die ontwerpers inbrengen in deze specifieke stadsontwikkeling is onveranderd. "Ontwerpers denken oplossingsgericht, hebben een positieve can do-mentaliteit en zijn ondernemend. |

Door hun empathie en inlevingsvermogen zien ze bovendien snel het aanwezige potentieel van een plek en vooral ook van de bewoners. Zowel ontwerp als de stad gaan in de eerste plaats over mensen, dan pas over gebouwen."
Deze ondernemerszin betekent ook dat ontwerpers kansen herkennen. Het Amsterdamse ontwerpbureau Vouw werkt aan de realisatie van een Port of Slowtech, een bedrijfsverzamelgebouw voor diverse ontwerp- en maakbedrijfjes in de Amsterdamse haven. "Deze duurzame plek wordt door de deelnemers zelf ontworpen en ontwikkeld", zegt Mingus Vogel van Vouw. Om het project te voorzien van momentum hebben ze zich ingeschreven voor een van de vijf Europese innovatiehubs die de komen- de jaren worden opgericht binnen het project New European Bauhaus van EU-voorzitter Ursula von der Leyen. "Uitgangspunt is gebruik van technologie die mensen dichter bij elkaar brengt en de biodiversiteit vergroot. Het is dus niet alleen een fysieke plek maar ook een duurzame beweging die Amsterdam verbindt met andere initiatieven in Europa."
Grootkapitaal en buurthuis
De rol van ontwerpers in gebiedsontwikkeling is inmiddels divers. Soms is het een bottom-up initiatief, zoals het kunstplatform Framer Framed dat in Amsterdam-Noord de Werkplaats Molenwijk opende, een laagdrempelige wijklocatie voor én door buurtbewoners geïnteresseerd in kunst, cultuur en erfgoed. Dan weer wordt samengewerkt met het grootkapitaal; BRUTUS is een groots en meeslepend plan van kunstenaar Joep van Lieshout en architect én ont- wikkelaar Nanne de Ru voor de transformatie van de Merwedehaven in Rotterdam tot een cultuurcluster met 750 woningen, horeca en werkruimtes voor kunstenaars.
Of het zijn de beleidsmakers die de toegevoegde waarde van ontwerpers in stadsontwikkeling toepassen; het Next Nature Network wordt door de gemeente Eindhoven en provincie Noord-Brabant gesteund om van het aftakelende Evoluon weer een bruisend museum voor technologie te maken, waarmee de lange traditie van Eindhoven als stad gericht op de toekomst wordt bestendigd.
Foto: VDMA Green Boulevard (OMA, DiederenDirrix, Delva Landscape Architects, NULZES, FABRICations), Fotograaf: ©Proloog
"Deze flexibiliteit is kenmerkend voor ontwerpers", zegt Renee Scheepers, die met het ontwerperscollectief NUL ZES aan de basis stond van de ontwikkeling van het Eindhovense NRE-terrein tot een creatieve hub. "Ik begrijp zowel beleidsmakers en ontwikkelaars als bewoners. Ik laat mij niet sturen door haalbaarheidsonderzoeken maar zoek juist naar onverwachte oplossingen. Zo geef ik handen en voeten aan een top-down beleid."
Momenteel is Scheepers onafhankelijk adviseur bij de ontwikkeling van het VDMA-terrein in de binnenstad. "Als een belevingsarchitect begeef ik mij onder de bewoners en ander stakeholders en leg ongeziene behoeftes en vragen bloot." Al kleeft aan deze betrokkenheid volgens Scheepers ook een voorwaarde: "De ontwerper of kunstenaar moet zelf ook op de locatie zijn gevestigd." Dat veel projecten kleinschalig blijven, doet aan de waarde van deze initiateven niets af. Van Oosten: "Juist die stedelijke 'acupunctuur', waarbij bewoners en beleidsmakers op microschaal samenwerken, fungeert als een lab voor brede maatschappelijke verandering. De ontwerper is daarbij de aanjager." |

Minitopia (case #1)
Aan de rand van Den Bosch is op een voormalige vuil- stortplaats een ecologisch dorpje gebouwd met 25 tijdelijke woningen. Het terrein lag al jaren braak, en dat zou vanwege de enorme kosten voor bodemsanering nog wel even zo blijven. "Wat in deze tijden van woningkrapte een enorme verspilling van bouw- potentieel zou zijn", zegt Tessa Peters, die met Rolf van Boxmeer in 2019 het initiatief nam tot Minitopia. Met hun ontwerpbureau Rezone ontwikkelt het duo innovatieve stedenbouwprojecten, zoals in dit geval een tijdelijke woonwijk waar de bewoners zelf hun huis moeten bouwen.
Minitopia is "een idealistisch laboratorium voor duurzame woningbouw", zegt Van Boxmeer. De zelf-bouwers moeten hun huis maken van gerecyclede of ecologische materialen. Wat ook mag is een demontabel of mobiel huis, zodat het over vijf jaar naar een andere locatie kan worden verplaatst. De bouw mag maximaal drie maanden duren om overlast voor de andere bewoners te beperken. Verder is de bouw regelvrij.
Die vrijheid trekt veel ontwerpers, architecten en andere creatieve makers die hier hun 'droomhuis' willen realiseren. De 2,05 meter lange Wouter Corvers maakte een 'inclusief huis' waarin hij met zijn vriendin van 1,70 meter comfortabel kan wonen. Hij deed al ervaring op met zijn afstudeerproject aan de Design Academy Eindhoven in 2016; een serie buitenmeubels voor personen van uiteenlopende lichaamslengtes voor parken, pleinen en andere openbare ruimte. "Mijn woonhuis is eigenlijk een pilotproject om te kijken of ik dat principe ook op een grote schaal kan toepassen."
Niet iedereen is geschikt voor zelfbouw, weet Van Boxmeer. “Daarom hebben wij de RxDOMI ontwikkeld, een gestandaardiseerd zelfbouwhuis waarvan de bouwtekening eenvoudig aan individuele woon- wensen kan worden aangepast. De bouwonderdelen worden vervolgens digitaal op maat gefabriceerd.” Ook is Minitopia niet dé oplossing voor woningnood: “Het is een creatief experiment om ongebruikte bouwgrond te activeren en bewoners meer invloed te geven op hun woonomgeving. Het is een alternatief voor de uniforme betonbouw gebaseerd op de input van ontwerpers en architecten. En met succes, want er zijn inmiddels een 7-tal locaties door het hele land.” |

De Wasserij (case #2)
Op de grens tussen de Rotterdamse volkswijk het Oude Noorden en het Liskwartier is De Wasserij een opvallende verschijning met zijn beschilderde gevel van ontwerpbureau de Ronners.
Deze voormalige wasserij van het Bergwegziekenhuis is op initiatief van SKAR, Vanschagen Architecten en de ideële stadsontwikkelaars Stipo en Stad2 getransformeerd tot een fashionhub met een makerslab, presentatieruimtes en een leerwerkplek van mbo-opleiding Zadkine Beauty & Fashion, die studenten koppelt aan het lokale bedrijfsleven. De link met de stad en de buurt wordt versterkt door openbare events en de Swap-shop, waar bewoners gebruikte kleding kunnen ruilen. De volgende stap is het ombouwen van een deel van de parkeervlakte in een openbare stadsoase.

Een initiatief dat De Wasserij als uitvalsbasis gebruikt is het Rotterdamse team van de Residency for Responsible Fashion van modecoalitie Taskforce Fashion. "Het Oude Noorden is een wijk die snel gentrificeert. In samenwerking met de gemeente onderzoekt onze taskforce hoe mode kan bijdragen aan verbinding tussen de huidige bewoners en nieuwkomers", zegt projectleider Esther Muñoz Grootveld. Eén van de ontwerpers zoekt bijvoorbeeld naar gedeelde waarden in de wijk door aan bewoners te vragen welk kledingstuk hen kracht geeft. "Dat zijn persoonlijke verhalen die door alle bevolkingslagen worden gedeeld. Juist mode kan een verbindende factor zijn." |
Naast Rotterdam zijn er momenteel Residency’s for Responsible Fashion in Maastricht en in Tilburg. Met de labs wil Taskforce Fashion aantonen dat mode kan bijdragen aan maatschappelijke verbetering. Muñoz Grootveld: "Beleidsmakers en overheidsinstellingen nodigen steeds vaker creatieven uit om mee te denken over maatschappelijke vraagstukken. Dat zijn vaak architecten, social designers of kunstenaars, maar zelden een modeontwerper. Door samen te werken met deze drie gemeenten willen wij laten zien dat mode een positieve bijdrage leveren aan de stad."
Werkwarenhuis (case #3)
Social label begon – de naam zegt het al – in 2014 als een designlabel met een sociale drijfveer. Bekende ontwerpers als Piet Hein Eek en Kiki van Eijk bedachten eenvoudige producten die door werknemers van sociale werkplaatsen konden worden vervaardigd; een loungebank van steigerhout en een schort gemaakt van oud tentdoek. Waarom zouden mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt wasknijpers moeten vouwen terwijl ze ook hoogwaardig en duurzaam design kunnen maken, was de gedachte van de oprichters, communicatiestrateeg Simone Kramer en grafisch ontwerper Petra Janssen (Studio Boot). "Social Label is geen productlijn maar een community die nieuwe economische en sociale verbanden legt. We ontwerpen arbeid."
Gedreven door de ambitie om een nieuwe inclusieve economie te realiseren werd in 2015 het Werkwarenhuis op het Tramkade-terrein in Den Bosch geopend. De herontwikkeling van het leegstaande fabriekspand deden Janssen en Kramer samen met ontwerper en cultureel ondernemer Edwin Vollebergh (Studio Boot). Naast de conceptstore – "met tien opzichzelfstaande collecties!" – is er Club W met performance, theater en muziek, en café-restaurant Van Aken. Daarmee is het Werkwarenhuis uitgegroeid tot een laagdrempelige culturele hotspot.
Maar wat het Werkwarenhuis vooral wil zijn, is een "vrijplaats voor mensen met minder kansen op de arbeidsmarkt", verduidelijkt Janssen. "Wij laten ze werkervaring opdoen in de voortdurende verbouwing van ons pand of in de horeca. Door dit maatwerk worden de mensen gestimuleerd in hun ontwikkeling." De aanjagende factor in dit 'doorstroomhuis' is ontwerp, zegt Janssen. “Dat zorgt voor de verbinding en interactie.”
Cascoland (case #4)
De kunstenaars en ontwerpers van Cascoland werken al jarenlang samen met de Amsterdamse bewoners aan een betere Kolenkitbuurt. Het collectief organiseerde happenings als 'Hotel van Schaffelaar', een openluchthotel in het Jan van Schaffelaarplantsoen. Andere 'deeldiensten' als de Eendagszaak of de verhuisdienst Kolenkit met de eigen 'sleeptruck' (een verhuiswagen annex mobiel logeerhuis) zijn inmiddels geïnstitutionaliseerd.
Cascoland werkte aanvankelijk onder de paraplu van stadsdeel West maar is inmiddels veranderd in een sociale onderneming die opereert op diverse plekken in de stad. Telkens met hetzelfde uitgangspunt: nieuwe verbanden die in de wijk worden aangelegd. Zo komen de pompoenen voor de soep van de buurtkeuken uit de gemeenschappelijke tuin van Social Garden, het buurthuis hier op de hoek.
Cascoland sluit naadloos bij de Amsterdamse ambitie om een 'donut-economie' te realiseren, zegt een van de initiatiefnemers Roel Schoenmakers. "Steeds meer mensen willen in de stad wonen, de ruimte is schaars. Delen is niet alleen voordelig, het spaart ook ruimte. En wat te denken van energie en grondstof? Wie deelt belast de aarde minder, je ecologische voetafdruk wordt kleiner. Maaltijden, werkplekken, gereedschap, fietsen, alles kun je delen. We ontwikkelen nu verschillende diensten en creëren community’s: groepjes mensen die een dienst beheren."