Tekst door Edo Dijksterhuis

Mae Engelgeer is helemaal in de ban van Japan. Na een aantal reizen van weken of zelfs maanden heeft zij zich blijvend gevestigd in het land waar ze nauw samenwerkt met ambachtslieden en lokale textielproducenten. Van hen leert ze over traditionele technieken en historische betekenissen. Zelf brengt ze haar innovatiekracht in, waardoor stoffen en weefsels een nieuwe toepassing krijgen. Engelgeer benadrukt het belang van wederzijds vertrouwen en niet bang zijn voor een beetje communicatieve ruis, die juist productief kan zijn. |
Tatami’s om naar te kijken
Toen Mae Engelgeer voor het eerst hoorde over de World Expo in Osaka dacht ze: “Het zou te gek zijn als ik daar iets voor kon maken.” Dat is gelukt, en hoe. Engelgeer toont haar ontwerpen in verschillende paviljoens, verzorgt lezingen, geeft interviews en ontmoette onder andere de curator van het Kyoto Museum of Modern Art. Een hoogtepunt was het bezoek van koning Willem-Alexander met de Japanse prinses Takamado op 21 mei, de nationale dag van Nederland. “De koning sprak over 425 jaar Nederlandse-Japanse samenwerking”, vertelt Engelgeer. “En ik heb met de koning en de prinses kunnen praten over mijn project, Ishoku Tatami.”
Ook dat is een voorbeeld van Nederlands-Japanse samenwerking. “Met Mitsuru Yokoyama, een tatamimaker uit Kyoto”, preciseert Engelgeer. “Tatamimatten worden traditioneel gebruikt om de vloer te bedekken, op te zitten en slapen. Ik vind dat ze een bepaald gevoel van rust geven. Normaliter zijn ze uitgevoerd in neutrale tinten maar wij hebben gekozen voor ongebruikelijke kleuren. Onze tatami’s zijn bovendien kleiner van formaat zodat ze kunnen worden opgehangen. In plaats van voelen gaat het dan om kijken.”
Foto (van l.n.r.): Aric Chen, Her Imperial Highness Princess Takamado of Japan, Koning Willem-Alexander, Mae Engelgeer en Mitsuru Yokoyama
De gelaagdheid van stoffen
Naast Ishoku Tatami, dat wordt gepresenteerd in Gallery East en later naar het Europese paviljoen verhuist, leverde Engelgeer ook een bijdrage aan de evenementenruimte van het Nederlandse paviljoen. “Ik werd gevraagd iets te ontwikkelen voor een zeven meter hoge en vijf meter brede wand”, vertelt ze. “Er hangt een beeldscherm dat bedekt moet zijn als het niet gebruikt wordt. Al snel ontstond het idee voor een gordijn dat dubbelt als kunstwerk. Ik ging langs bij wevers rondom Mount Fuji en bezocht een textielarchief. Ik was onder de indruk van de gelaagdheid van de stoffen, die wordt verkregen door geverfde kettingdraden te gebruiken, en de doorkijkjes in de afbeeldingen. Het grafische karakter van het ambachtswerk sluit goed aan bij mijn eigen handschrift.”
Foto: credits volgen
Het resultaat is niet alleen esthetisch bevredigend maar heeft ook een historische laag. “Stoffen moesten vroeger over land worden vervoerd en daarom werd gekozen voor zijde die dun en licht is. Alleen de heersende klasse mocht felle kleuren dragen, dus verwerkte het gewone volk die stoffen in de voering. Ook het gordijn speelt met verhullen en onthullen. Alleen als het opengaat, toont het zijn kleuren en patronen.”
Liefde voor Japan
Dat Engelgeer zo snel kon inspringen op het verzoek iets te ontwerpen voor het Nederlandse paviljoen komt omdat ze al langer actief is in Japan. Ze heeft een netwerk en kent de lokale gebruiken en gewoonten. Haar eerste reis naar het land van de rijzende zon maakte ze in 2015. “Toen maakte ik kennis met Cibone, de keten van designwinkels die onder andere het werk van Piet Hein Eek heeft geïntroduceerd in Japan. Daar volgde een expositie uit en een volgende. De samenwerking die zo ontstond duurt tot op de dag van vandaag.”
Foto: credits volgen
“Tijdens mijn eerste bezoek wilde ik ook graag textielproducenten ontmoeten. In Kyoto is alles best verborgen, maar via-via gingen deuren open en kwam ik terecht bij Hosoo. Dat familiebedrijf bestaat al sinds 1688 en inmiddels staat de twaalfde generatie aan het hoofd. Deze man is een generatiegenoot van mij en hij heeft in het buitenland gereisd waardoor hij open staat voor een hedendaagse kijk op traditionele productieprocessen. Na de eerste kennismaking bleven we elkaar volgen op social media en elkaar ontmoeten op beurzen. Omdat we allebei een match zagen, kreeg ik de opdracht om kleuren voor een nieuwe collectie te ontwerpen. Ik ben daarin volledig vrij gelaten en dat was heel prettig. Hoe vrijer ik me voel, hoe beter ik tot mijn recht kom.”
Foto: credits volgen
Het eerste bezoek aan Japan kreeg al snel een vervolg, dit keer met echtgenoot en dochter. De liefde voor het land en zijn makers groeide verder en al gauw was Engelgeer iedere zomer in Japan. “Zodra we thuis waren, bedachten we manieren om weer zo snel mogelijk terug te gaan”, vertelt ze. “Ondertussen bouwden we een netwerk op. Er kwamen andere producenten, kunstenaars en fotografen bij. En ik kon een residency doen waarbij ik mijn eigen stoffen mocht ontwikkelen. Ik ging naast de weefmachines staan, zoals ik gewend was te doen in het TextielLab in Tilburg maar wat in Japan ongekend is. Communiceren met de wevers ging met handen en voeten, maar we spreken allemaal de taal van textiel. Inmiddels heb ik meerdere collecties ontworpen voor Hosoo, die in onder andere Milaan en Parijs zijn gepresenteerd. Ik voel me opgenomen in het bedrijf.”
“Communiceren met de wevers ging met handen en voeten, maar we spreken allemaal de taal van textiel.”
–
Mae Engelgeer
Tradities vertalen naar de toekomst
Het plan om langere tijd in Japan te gaan wonen en werken werd verstoord door het uitbreken van de coronapandemie. Maar zodra het land weer openging, vroeg Engelgeer een jaarvisum aan en vertrok het gezin – in de tussentijd uitgebreid met nog een zoontje – naar Azië. Toen het jaar in no time was omgevlogen, volgde een driejarig kunstenaarsvisum – met de intentie zo lang mogelijk te blijven.
Foto: credits volgen
Hoewel ze inmiddels een aardig mondje Japans spreekt en ingewijd is in de omgangsvormen, zegt Engelgeer “nooit een Japanner te kunnen of willen worden.” Want ze ziet ook meerwaarde in de onderlinge culturele verschillen. “Het is altijd mijn doel om de ambachtslieden met wie ik werk iets losser te krijgen. Door mijn Nederlandse directheid durven ze sneller iets te proberen zonder het eerst helemaal uit te denken tot een bepaalde uitkomst en te beargumenteren of het mogelijk is. Ik ben geïnteresseerd in de toevallige bijvangst van een proces. En als we elkaars woorden niet helemaal begrijpen is dat niet erg. Ook ruis kan juist wat opleveren.”
“Alles heeft hier een reden en betekenis. Omdat wij ons daar als buitenstaanders minder bewust van zijn, kunnen we tradities op een andere manier vertalen naar hedendaagse toepassingen.”
–
Mae Engelgeer
Het vermogen gaandeweg bij te sturen en ruimte te laten voor het onverwachte behoort tot de karaktereigenschappen die Japanners volgens Engelgeer waarderen in Europese ontwerpers – Nederlanders, maar ook Fransen, die relatief aanwezig zijn. “Alles heeft hier een reden en betekenis. Omdat wij ons daar als buitenstaanders minder bewust van zijn, kunnen we tradities op een andere manier vertalen naar hedendaagse toepassingen. Samen kijken we naar de toekomst.”
The Soft Power of Design
Op 13 april 2025 ging de World Expo in Osaka van start, waar ruim 160 landen en organisaties samenkomen. Het Nieuwe Instituut cureert er het zes maanden durende programma Activating Common Ground, met samenwerking tussen Japanse en Nederlandse makers als rode draad. Centraal staat het besef dat cultuur en identiteit niet vaststaan, maar ontstaan in een wereld vol uitwisseling, interactie, nieuwsgierigheid en dialoog.
Dat ontwerp niet alleen economische waarde heeft, maar ook bijdraagt aan de reputatie en soft power van een land, blijkt eens te meer in Osaka. In dit kader bezocht BNO-directeur Diana Janssen de Expo eind mei en interviewde Edo Dijksterhuis BNO-leden Mae Engelgeer, Raw Color en Sabine Marcelis voor de serie ‘The Soft Power of Design’. In onze podcast Designers Inc. sprak Roel Stavorinus bovendien met vertrekkend directeur Aric Chen van Het Nieuwe Instituut.